We weten het ongetwijfeld allemaal: berglucht is gezond. Althans tot een bepaalde hoogte, want daarna ga je merken dat je lijf zowel haar fysieke als psychische grenzen aangeeft. Vanaf 2500 meter hoogte wordt de lucht echt dunner en kun je de effecten hiervan ervaren. Kom je boven de 8000 meter hoogte dan heb je nog maar 32% van de zuurstof in de lucht, die we hier op zeeniveau gewend zijn. Welke effecten dit op je lijf heeft, lees je in dit artikel.
IJle lucht: goed voor je conditie
Wanneer je hoog in de bergen onderweg bent, is de lucht ijler. Dit betekent dat er minder zuurstof in de lucht zit. Je lichaam gaat dit compenseren door meer rode bloedlichaampjes aan te maken. Rode bloedlichaampjes zorgen voor het ‘transport’ van zuurstof vanuit je longen naar je spieren. Daarnaast vervoeren ze afvalstoffen vanuit je spieren. Hoe langer je op hoogte bent, hoe meer rode bloedlichaampjes je hebt aangemaakt en hoe minder ‘last’ je hebt van ijle lucht. Ga je na een tijdje op hoogte weer terug naar zeeniveau, dan kun je aan de andere kant bijvoorbeeld ook merken dat een rondje hardlopen veel gemakkelijker gaat. Dat is precies de reden waarom veel topsporters op hoogte trainen om hun conditie te verbeteren.
Effecten van hoogte op ons lichaam
In hoeverre je gevoelig bent voor de effecten van ijle lucht, verschilt van persoon tot persoon. De ene mens voelt eerder de verschijnselen die horen bij een bepaalde hoogte dan de ander. Uiteindelijk geldt wel voor elk mens dat hoe hoger je komt, hoe groter de belasting voor je lichaam is.
In grote lijnen zijn dit de effecten van hoogte op ons lichaam:
- 2500 meter: 20% van de mensen kan al eerste verschijnselen van hoogteziekte voelen.
- 3500 meter: 40 tot 50% ervaart op deze hoogte symptomen van hoogteziekte. Wil je op deze hoogte of hoger een bergtocht maken, dan dien je goed te acclimatiseren voor je een flinke inspanning kan leveren.
- 4500 meter: op deze hoogte krijgen alle bergbeklimmers last van de dunne lucht
- 5500 meter: vanaf deze hoogte wordt de lucht echt dun. In vergelijking met zeeniveau zit er de helft minder zuurstof in.
- 7500 meter: vanaf 6000 meter hoogte spreekt men al van extreme hoogte en de efficiëntie van je lijf neemt nu razendsnel af.
- 8000 meter: hier bereik je de zogenaamde ‘dodenzone’. Het lichaam begint af te breken en acclimatiseren is niet meer mogelijk. Dit betekent dat je nooit langer dan 48 uur op een dergelijke hoogte kunt verblijven en vaak extra zuurstof nodig zult hebben.
Minder zuurstof door lage luchtdruk
Het zuurstofgehalte op elke hoogte is 21%, maar door de lagere luchtdruk op grote hoogtes neemt het effectieve zuurstofgehalte af. Begeef je je bijvoorbeeld op de duizelingwekkende hoogte van 8000 meter, dan is kunstmatige extra zuurstof middels flessen een absolute must om de effecten op het lichaam onder controle te houden en te overleven. Echter weegt zuurstof voor 24 uur al snel 12 tot 25 kilo, waardoor niemand lang op deze hoogte zal blijven.
Acclimatiseren is erg belangrijk
Wil je naar grote hoogtes gaan, in bijvoorbeeld de Himalaya, dan is goed acclimatiseren enorm belangrijk. Op die manier voorkom je de kans op acute hoogteziekte. Hoe meer tijd je hiervoor neemt, hoe beter je lijf zal reageren tijdens de rest van de beklimming. Om goed te acclimatiseren zijn een drietal punten erg belangrijk:
- Overdag tot hoogte stijgen, ’s nachts lager slapen. Het is goed om overdag inspanning te leveren en te stijgen. Zorg er wel voor dat je, voor je gaat slapen, weer een stuk gedaald bent.
- Langzaam stijgen: hoe hoger je komt, hoe langzamer je dient te stijgen. Concreet betekent dit minder hoogtemeters per uur maken. Boven de 7000 meter moet je bijvoorbeeld echt niet meer dan 200 hoogtemeters per uur stijgen.
- Veel drinken: hoe hoger je komt, hoe meer je dient te drinken. Wanneer je op extreme hoogtes komt, vraagt je lijf om veel meer vocht doordat je meer zweet en je ademhalingsactiviteit toeneemt. Denk hierbij aan 5 tot 8 liter per dag.