Een gletsjer, we hebben er allemaal wel eens een gezien tijdens het wandelen. Van dichtbij of van veraf, de eeuwige sneeuw valt altijd op. Ook in de Alpen vind je tal van gletsjers. Maar wat is het eigenlijk? Kort gezegd komt het neer op een ijsmassa die ontstaat door gevallen sneeuw. Maar er komt nog veel meer bij kijken. Zo is ook bekend dat gletsjers zich heel langzaam voortbewegen. Het zijn een soort rivieren van ijs. Ik ging op onderzoek om uit te zoeken wat er nog meer te leren viel over gletsjers. Je raadt het al, er valt nog ontzettend veel over te leren. Daarom zet ik in dit blog 8 feiten en weetjes over de gletsjer voor je op een rijtje.
1. Wat is een gletsjer precies?
Zoals hierboven al staat beschreven is een gletsjer een ijsmassa die ontstaat uit gevallen sneeuw. Als de temperatuur voor een lange tijd laag genoeg blijft, smelt de sneeuw niet meer en wordt de sneeuwlaag dikker en dikker. Langzaamaan verandert deze sneeuw in ijs en vormt zich een gletsjer. De ideale omstandigheden voor gletsjers vind je in de poolgebieden en hooggebergten over de hele wereld. Samen bedekken alle gletsjers zo'n 10% van het landoppervlak op de wereld, dat is zo'n 15 miljoen km². Dat zijn heel wat gletsjers op aarde dus...
2. Het ontstaan van een gletsjer
We weten inmiddels dat gletsjers ontstaan door sneeuw die valt en niet meer smelt. Wanneer er meer sneeuw valt dan dat er smelt, ontstaat er een firnveld. Dit firnveld met sneeuw blijft dus het hele jaar door liggen en wordt met de jaren steeds dikker. Met het dikker worden van deze sneeuwlaag, wordt de laag ook steeds zwaarder. Hierdoor neemt de druk van het gewicht ook toe en wordt de sneeuw aan de onderkant van het veld tegen elkaar aangeperst en verdicht tot ijs. Dit proces gaat in twee fases:
- De sneeuw wordt omgezet in firn: een fijne, korrelige ijsmassa.
- Dieper in het firnveld zorgt de toenemende druk van het gewicht ervoor dat de firn wordt omgezet in ijs.
Hoe meer dit proces plaatsvindt, hoe groter de gletsjer wordt. Je begrijpt vast wel dat dit niet een proces is dat met een jaartje klaar is. De gletsjers die we nu kennen, zijn ontstaan in eeuwen tijd.
3. Gletsjers bewegen
Het is inmiddels aangetoond dat gletsjers zich heel langzaam voortbewegen. Het verhaal hierachter zit vrij ingewikkeld in elkaar, maar ik zal proberen het eenvoudig uit te leggen. Het heeft te maken met het gewicht en de druk van het ijs. Als de druk hoog genoeg is, wordt het diepste ijs stroperig. Dan is de onderste laag van de gletsjer niet langer meer hard, maar juist stroperig. Dit stroperige ijs gaat vervolgens onder invloed van de zwaartekracht bewegen, zowel bergafwaarts als op horizontaal vlak. Het is als het ware een rivier van ijs. Dit gaat met een snelheid van enkele tientallen tot een paar honderd meter per jaar, afhankelijk van de omvang van de gletsjer en het jaargetijde. Kleine gletsjers bewegen enkele meters per jaar, maar de grotere verplaatsen zich al snel 50 tot 200 meter per jaar. Deze snelheid is in de wintermaanden lager, in december beweegt het ijs zelfs 20-25% langzamer dan gemiddeld, en in de zomermaanden ligt de snelheid hoger. Eind mei kan de snelheid juist 40-80% hoger zijn dan gemiddeld.
4. Verschillende soorten gletsjers
Alle gletsjers bestaan natuurlijk uit ijs, maar toch zijn er verschillende soorten gletsjers. Je kunt ze verdelen op basis van drie verschillende criteria: vorm en helling, vorm en grootte en thermische eigenschappen. Hieronder zetten we de verschillende soorten en hun kenmerken voor je op een rijtje:
Gletsjers ingedeeld naar vorm en helling
Dit is de meest eenvoudige verdeling van gletsjers. Het heeft namelijk te maken met waar op de berg het gletsjerijs ligt. Hierin heb je weer vier categorieën: het firnveld, en de helling-, vallei- en dalgletsjer.
- Firnveld: in deze categorie bestaat de gletsjer uit niets meer dan het firnveld, oftewel de sneeuw en het ijs die hier het hele jaar door blijven liggen. De dikte van dit type gletsjer is slechts enkele tientallen meters.
- Hellinggletsjer: in dit geval loopt de gletsjer tot het hellend vlak van de berg. De hellinggletsjer is dus groter dan het firnveld.
- Valleigletsjer: de valleigletsjer loopt, zoals de naam al zegt, tot in de vallei.
- Dalgletsjer: de dalgletsjer is eigenlijk hetzelfde als een valleigletsjer, maar deze loopt tot in het hoofddal. Het kan dus zo zijn dat een valleigletsjer, afhankelijk van de lengte, ook tot in het dal komt.
Gletsjers ingedeeld naar vorm en grootte
De meest gebruikte indeling is echter de indeling naar vorm en grootte van de gletsjers. Ook hierin heb je verschillende categorieën:
- Valleigletsjer: het grootste deel van de gletsjers die op bergen liggen, zijn valleigletsjers. Het ijs van deze gletsjers wordt verzameld in de gletsjerbekken die tussen de bergtoppen liggen. Vanaf daar stroomt het gletsjerijs de vallei in. De Aletschgletscher, Pasterze Gletscher en de Mer-de-Glacé zijn hier een paar voorbeelden van.
- Plateaugletsjer, voetgletsjer of laaglandgletsjer: deze gletsjers stromen uit op een laagvlakte aan de voet van de berg. Het zijn dus eigenlijk een soort dalgletsjers. Als de uitloop van de gletsjer cirkelvormig is, wordt het een laaglandgletsjer genoemd. Dit soort gletsjers vinden we niet in Europa; deze komen vooral voor in Alaska en Groenland.
- Cirquegletsjer: dit soort gletsjer wordt niet groter dan 0,1 - 4 km² en ligt in een cirkelvormige opening in de berg. Deze gletsjer dankt haar naam aan de plek waar ze ligt: de cirkelvormige openingen worden ook wel cirques genoemd. De Glacier de Saint Sorlin in de Franse Alpen is een voorbeeld van een cirquegletsjer.
- IJskappen, ijsvlaktes en ijsvelden: de eerder genoemde gletsjers worden beperkt door de natuur. Ze liggen bijvoorbeeld tussen bergtoppen, in een dal of in de opening van een berg. IJskappen, -vlaktes en -velden hebben dat niet. Deze liggen als het ware op of over het landschap. Je vindt ze in verschillende formaten. Van relatief klein, zoals de Hardangerjøkul op IJsland, tot gigantisch, zoals de ijskap van Antarctica.
- IJsplateau: door het bewegen van het ijs, kan een gletsjer een fjord of de zee instromen. Als het ijs gaat drijven, wordt het een ijsplateau of -plaat genoemd. De grootste ijsplateaus liggen bij Antarctica. Deze hebben een oppervlakte van ruim 430.000 km² en zijn enkele honderden meters dik.
- Kalvende gletsjers: op het moment dat een gletsjer het water instroomt en niet blijft drijven, maar afbreekt, spreken we van een kalvende gletsjer. Dit soort gletsjer dankt haar naam aan het afkalven van de stukken ijs en het afvoeren van de stukken door het water. Deze stukken ijs worden ook wel ijsbergen genoemd en liggen voor 90% onder water. Je vindt kalvende gletsjers bijvoorbeeld op IJsland en in Argentinië.
Gletsjers ingedeeld naar thermische eigenschappen
De laatste indeling is op basis van de thermische eigenschappen van gletsjers. Ondanks dat het misschien gek klinkt, kan de temperatuur van het ijs verschillen en bestaan er ook 'warme' gletsjers en polythermische gletsjers. Hieronder leg ik de verschillen uit.
- Koude gletsjers: koude gletsjers zijn gletsjers waarvan het ijs kouder is dan -0,5 graden. De temperaturen van deze soort verschillen nogal, er zijn namelijk gletsjers die maar liefst -60 graden zijn...
- Warme gletsjers: warme gletsjers, hoe gek het ook klinkt, bestaan echt. Bij warme gletsjers ligt de temperatuur van het ijs overal op het smeltpunt, ongeveer 0 graden. Zelfs in de koude wintermaanden ligt de temperatuur rond het smeltpunt.
- Polythermische gletsjers: er zijn ook gletsjers die beide thermische eigenschappen vertonen. Aan de oppervlakte is het ijs kouder dan -0,5 graden en vanaf een bepaalde diepte ligt de temperatuur op of rond het smeltpunt. Dit zijn polythermische gletsjers.
5. Het smelten en terugtrekken
Iedereen heeft waarschijnlijk wel eens foto's gezien van hoe gletsjers er 50 jaar geleden uitzagen: veel groter dan hoe ze er op dit moment bij liggen. Dit heeft te maken met het smelten en terugtrekken van het gletsjerijs. Onderzoek heeft aangetoond dat de gletsjers zich al sinds 1850, na de Kleine IJstijd, terugtrekken en smelten. Dit komt door de massabalans van een gletsjer, oftewel het verschil tussen de toename van het bovenste deel van het ijs en de afname van het onderste, warmere deel. Wanneer de toename groter is dan de afname, groeit de gletsjer. Maar op het moment dat de afname groter is dan de toename, wordt de gletsjer kleiner en trekt hij zich terug. Dit laatste is dus sinds 1850 al aan de gang bij bijna alle gletsjers op de wereld. De gevolgen van dit proces zijn inmiddels duidelijk zichtbaar in de omgeving. De bodem waar de gletsjer vroeger lag, is glad geërodeerd en de morenen, de door de gletsjer opgestuwde aarde, zijn tegenwoordig goed zichtbaar.
6. Dood gletsjerijs
Een van de termen die ik tegenkwam tijdens mijn onderzoekje naar gletsjer was 'dood gletsjerijs'. Dit ijs ontstaat als gevolg van het smelten en terugtrekken van de gletsjer. Tijdens dit proces kunnen stukken ijs afbreken en beneden achterblijven. Deze afgebroken stukken noemt men dood ijs. Hier gebeurt verder niets meer mee, behalve dan dat ze uiteindelijk waarschijnlijk smelten. De naam dood ijs komt van het feit dat ze niet meer bewegen, zoals het gletsjerijs dat wel doet.
7. Gletsjerspleten
Ondanks dat het er soms wel zo uitziet, is een gletsjer niet op alle plekken een mooie, gladde ijsvlakte. Het ijs zit vol gletsjerspleten: (zo goed als) verticale splijtingen in het gletsjerijs. De diepte, breedte en lengte van een gletsjerspleet kan wisselen. De diepte en breedte verschillen tot tientallen meters, maar de lengte kan oplopen tot wel honderden meters. Er zijn vier manieren waarop een gletsjerspleet ontstaat:
- Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, beweegt of 'stroomt' een gletsjer naar beneden. Op een punt waar de vallei waardoor de gletsjer stroomt plaatselijk steiler wordt, legt het diepste ijs een kortere weg af dan het ijs aan het oppervlak. Hierdoor kan het gebeurden dat het ijs van de gletsjer openbreekt en ontstaat er een gletsjerspleet. In deze breuk kunnen vervolgens verschillende spleten ontstaan, die ook weer gedeeltelijk zullen sluiten als het ijs afvlakt.
- Wanneer de zijkanten van de gletsjer zich minder snel verplaatsen dan het centrale deel, scheurt het ijs en ontstaan er gletsjerspleten aan de zijkant.
- Het kan voorkomen dat het dal waardoor de gletsjer stroomt, breder wordt. In dit geval valt de druk vanaf de zijkant weg en ontstaan er gletsjerspleten in de richting van de stroming.
- Ook op punten waar meerdere gletsjerstromen samenkomen en elkaar kruisen, kan het ijs scheuren.
Op onderstaande winterfoto zijn de gletsjerspleten goed zichtbaar, maar dat is niet altijd het geval. Zeker in de wintermaanden kunnen de gletsjerspleten verstopt zitten onder een laag gevallen sneeuw. Maar ook 's zomers kun je ze niet altijd zien. Wil je graag een wandeling maken over een gletsjer? Ga dan altijd met een gids op pad. Hij/zij weet waar de gletsjerspleten zitten en leidt je er via een veilige route om- of overheen.
8. De kleur van het ijs
We horen vaak dat gletsjerijs blauw is. Maar als je de gletsjers 's zomers in het echt ziet, of foto's ervan ziet, kun je zien dat het ijs alles behalve blauw is. Vaak is de gletsjer niet eens wit, maar grijzig. Dat is echter alleen het geval aan het oppervlak. Al het vuil dat door de jaren heen op de gletsjer terecht is gekomen, zorgt voor een grijze bovenlaag. Maar hoe dieper het ijs zit, hoe blauwer het wordt. Dit komt door de ijskristallen. Gletsjers ontstaan doordat de gevallen sneeuw wordt samengedrukt tot ijs door de druk van het gewicht. Hoe groter de gletsjer, hoe zwaarder en hoe hoger die druk. Het gewicht perst niet alleen de sneeuw samen tot ijs, maar drukt ook de luchtbellen uit het ijs. Hierdoor worden de ijskristallen steeds helderder. De blauwe kleur wordt vervolgens veroorzaakt door het feit dat het ijs al het rode en gele licht absorbeert. Hierdoor blijft de blauwe kleur over.