Het lijkt zo eenvoudig en bovendien veel minder vermoeiend dan omhoog wandelen: de berg afdalen. Toch kan afdalen tijdens het wandelen in de bergen flink tegenvallen. Sommige wandelpaden zijn behoorlijk steil of technisch, waardoor ook het afdalen flink inspannend kan zijn. Daarnaast kan het afdalen van een berg enorm belastend zijn voor je spieren en gewrichten. Vooral tijdens het afdalen gebeuren ongelukken, omdat men overmoedig, moe of niet meer goed geconcentreerd is. Daarom in dit artikel tips om op een juiste manier de berg af te dalen, waardoor je veilig en minder moe in het dal aankomt.
Afdalen tijdens het wandelen in de bergen
Veel bergwandelaars verkijken zich vaak op de tocht terug naar het dal. De top is behaald en daarmee lijkt de grootste inspanning te zijn geleverd. Echter, niets is minder waar: op de top ben je eigenlijk pas op de helft van de wandeling. Probeer je energie dus altijd zo te verdelen, dat je nog voldoende over hebt om terug naar het dal te lopen. Juist op de weg naar beneden is een uitglijder snel gemaakt en kun je je blesseren. Zo'n 2/3 van de ongelukken gebeurt tijdens het afdalen. Ook is het belangrijk dat je de juiste afdaaltechniek blijft toepassen om veilig terug naar het dal te komen. Onderschat dus nooit de afdaling!
1. Houd voldoende energie over voor de afdaling
Zoals hierboven al even genoemd: wanneer je op de top van de berg bent, ben je meestal pas halverwege je wandeling. Natuurlijk is het klimmen vaak zwaar en is afdalen in die zin minder vermoeiend, maar je hebt je concentratie nog wel nodig voor de afdaling en ook zal je je lichamelijk nog flink moeten inspannen. Elke stap naar beneden dien je op te vangen met je spieren en gewrichten en wanneer je je hier onvoldoende bewust van bent of onvoldoende geconcentreerd op bent, is een misstap snel gemaakt. Kortom, spaar voldoende energie voor de afdaling of neem eerst nog even pauze en eet of drink iets voor je aan de wandeling naar beneden begint.
2. Soepel met kleine passen
Grote stappen, snel thuis, geldt niet bij het afdalen in de bergen. Grote passen, zorgen voor een harde landing, wat niet prettig is voor je spieren en gewrichten. Maak bij voorkeur kleine stappen en 'dans' als het ware ontspannen de berg af. Beweeg je soepel en 'plof' niet van de ene naar de andere stap. Gebruik je enkels, knieën en heupen als een soort van schokbrekers, buig een beetje mee. Houd je knieën altijd licht gebogen.
3. Houd je gewicht goed boven je voeten
Veel wandelaars hebben de neiging om naar achteren te leunen tijdens het afdalen. Dit is echter niet de juiste manier. Probeer je gewicht en je lichaam altijd zo goed mogelijk boven je voeten te houden. Op die manier belast je je hele voetzool het beste en voorkom je dat je snel uitglijdt. Wanneer je meer druk hebt op je hele voetzool, heb je immers meer grip op de berg. Op (steile) afdalingen betekent dit dat je dus iets naar het dal leunt, dat lijkt eng, maar is veel veiliger.
4. Gebruik wandelstokken
Door het juiste gebruik van wandelstokken, ontlast je je knieën enorm. Zeker wanneer je ook nog een (zware) wandelrugzak bij je hebt, scheelt dit heel wat kilo's aan klappen op je gewrichten. Bovendien zorgen wandelstokken ervoor dat je beter rechtop loopt en op die manier is ook de afdaling minder belastend voor je rug. Op steilere stukken of bij hoge afstappen is het aan te raden de 'dubbelstoktechniek' te gebruiken; je zet beide stokken onder je neer en stapt vervolgens de afstap af. Is het pad smal en dien je je vast te houden aan bijvoorbeeld een staalkabel, daal dan met één stok af.
5. Druk op hielen of bal van de voet
Wanneer een wandelpad steil is, zal je de neiging hebben om als eerste op je hielen te landen. Op zich niks mis mee, zo hoort het ook, maar probeer hierbij wel vloeiend en soepel te bewegen. Denk maar aan skiën. Wanneer het pad wat vlakker is, is het beter om op de bal van je voet te landen. Op die manier vangen je kuitspieren de belasting op. Zorg ervoor dat je knieën, zowel op steiler als op vlakker terrein, altijd licht gebogen blijven.
6. Strik je veters voor je aan de afdaling begint
Het is belangrijk dat je schoenen goed gestrikt zijn, dit geldt natuurlijk al voor de klim, maar zeker voor de afdaling. Wanneer je schoenen te los zitten, schuif je met de voeten naar voren in je schoenen, wat niet fijn is en bovendien zorgt voor minder controle. Druk je hak dus stevig achterin je schoen en maak je veters vast. Niet te strak, maar zeker niet te los. Druk bij hoge wandelschoenen de tong goed tegen je scheenbeen, en zorg dat je schoenen ook bovenin goed gestrikt zijn. Je schoen moet zitten als een stevige handdruk, op die manier heb je goede controle in de afdaling.
Afdalen in de regen
Wanneer het regent of de wandelpaden zijn nat, dan heb je te maken met nog een extra uitdaging. Daarom nog enkele laatste tips voor natte en gladde afdalingen:
- Met name boomwortels, stenen, bladeren en zandpaden kunnen erg glad worden als ze nat zijn, houdt hier rekening mee.
- Daal rustiger af wanneer het nat is, neem meer tijd, en maak (nog) kleinere passen.
- Neem pas een volgende stap, wanneer je voelt dat je voet die blijft staan, voldoende grip heeft.
- Maak gebruik van stokken: met vier 'benen' heb je immers meer evenwicht.
- Moet je over grote stenen of rotsen lopen? Trap eventueel zand en modder eerst uit je schoenzolen, je hebt dan veel meer grip.